Begin van het jaar komt Osman (8) met zijn gezin in het azc wonen. Osman valt op. Hij maakt geen oogcontact, doet niet mee met de activiteit, maar speelt alleen in een hoekje. Huilt gauw en ogenschijnlijk om niets. De wereld lijkt te groot. In zijn doen en laten oogt hij veel jonger dan hij werkelijk is. Ik kies ervoor Osman zijn eigen ruimte te laten nemen, hij geeft de grens aan. Hij wordt leidend in ons contact. Contact dat moeizaam gaat. Ik kan mij niet verstaanbaar maken in zijn taal. Non-verbaal contact wordt verhinderd doordat Osman zijn gezicht steeds afgewend houdt. Ik zit zwijgend naast hem op de grond. Dat is wat er een tijd lang is. En toch verandert er iets. Af en toe een snelle blik, een knikje. Dan een week of zes na onze kennismaking komt Osman met uitgestoken hand naar me toe. Hij begroet me. Inwendig maak ik een vreugde sprongetje. Nog steeds is ons contact zonder woorden, maar de open blik waarmee hij me sinds kort tegemoet treedt spreekt boekdelen. En toch is het een wankel evenwicht; tijdens de volgende activiteit stuift Osman huilend weg. Zijn blik is weer naar binnen gekeerd. Als ik hem die middag buiten op het terrein tegenkom, ga ik weer naast hem zitten. Op de stoeprand. In stilte. Aanwezig zijn. Zijn hoofd blijft gebogen. Hij huilt zachtjes. Ik ben bang dat wat we samen bereikt hebben weg is, maar de keer erop is er weer de uitgestoken hand als ik het terrein op loop.
0 Comments
Leave a Reply. |
Over grote en kleine mensen en dingen die me raken.
All
|