Na afloop van een workshop sta ik nog even te praten met een ouder. Ondertussen speelt zich voor mijn ogen een lesje doorzettingsvermogen af. Een jongetje van net vier en amper een meter hoog heeft een herenfiets bemachtigd. Hij wurmt zich tussen de stang door, handen aan het stuur, hoofd op zij. Stept en springt dan op de trappers. Nog geen twee keer gaan zijn voeten rond en dan valt hij om. Kedeng! Een smak op de straat. De fiets valt boven op hem. Nog voordat ik naar hem toe kan rennen om te helpen, heeft het kereltje de fiets al weer overeind. En hup daar gaat hij weer. Nieuwe poging. Als het om fietsen gaat, geldt op het azc het recht van de sterksten, de grootsten. Als onderdeurtje grijp je gewoon altijd naast een fiets, dus als je er dan eentje hebt, dan moet je zorgen dat je hem houdt. Opgeven bestaat dus niet. Dzjeng! Weer valt hij om. Dit keer klapt het stuur op zijn kin. Met verbeten gezicht staat hij weer op. De zware fiets wordt weer overeind getrokken en ik zie hem voor de derde maal tussen het fietsframe klimmen. Een ding is zeker: opgeven doet hij niet. De fiets valt samen met de jongen nog minstens drie keer om voordat ik hem wankel slingerend weg zie fietsen. Met een hoog gegil vervangt hij de fietsbel. Remmen lukt nog niet, dus iedereen moet zich haastig uit de voeten maken. En dat doe je wel, want een 28” herenfiets met sirene en overwinningsblik zegt een ding: ‘iedereen aan de kant want ik stop nooit!’.
1 Opmerking
Laat een antwoord achter. |
Over grote en kleine mensen en dingen die me raken.
All
|